BODEM: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze grond (vaak lemig.)
GROEIPLAATSEN:
Hakhout, loofbossen, hellingbossen, houtwallen langs beken.
VERSPREIDING: Europa, behalve de noordelijkste en de zuidelijkste delen, West-Siberië en de Kaukasus.
NEDERLAND: Vrij zeldzaam in het wild; vaak aangeplant
OPMERKING: De Hollandse linde (Tilia x vulgaris) is de kruising van de Zomerlinde en de Winterlinde.
De Winterlinde
of Kleinbladige Linde is in Nederland in de natuur zeldzaam. Linden zijn typische cultuurgewassen, ze zijn vaak aangeplant
langs wegen en in parken en tuinen. Het dichtstbijzijnde bos waarin deze boom talrijk voorkomt ligt in Duitsland, nabij Bonn.
De bladeren zijn ongeveer 4-6 cm lang. De onderkant van de bladeren is blauwgroen met in de nerfoksel bruinrode haarbosjes.
De vruchtbolletjes zijn niet tot slechts zwak geribd, dit in tegenstelling tot de andere lindesoorten. Het hout van Lindebomen
trekt niet krom en daarom wordt het nog steeds gebruikt voor klankborden en toetsen van piano’s en orgels. De gedroogde
lindebloesem is een bekend middeltje tegen verkoudheid en heeft zweet-bevorderende werking. Van lindebloesem trekt men ook
een lekkere thee.
De Zomerlinde of Grootbladige Linde
kan zeer oud worden tot wel 1000 jaar. Hij loopt niet aan de voet uit, zoals bij de andere soorten. De bladeren zijn iets
dunner dan de bladeren van de Winterlinde, aan de onderkant blijvend behaard, met witte haarbosjes in de nerfoksel. De groenig
gele bloemen komen pas aan de boom als de bladeren uitgegroeid zijn, zo omstreeks de langste dag. Vooral tegen de avond geuren
de bloemen heerlijk. De Zomerlinde is de eerste lindesoort die in het jaar tot bloei komt; de andere lindesoorten komen een
paar weken later in bloei. De bloemen hangen in groepjes van 3 of 4 aan lange schutbladeren. De bolvormige vruchtjes vertonen
ribben en zijn met korte haren bedekt. Linden worden snel door luizen bezocht
die zich voeden met het bladsap. De luizen scheiden een kleverig substantie af die terecht komt op de bladeren en onder de
bomen druipt. Een schimmel kleurt deze uitwerpselen vervolgens zwart, waardoor vieze plekken ontstaan.