BODEM: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (vaak
op zand of stenige plaatsen.)
GROEIPLAATSEN: Loofbossen, kreupelhout, hakhout, heggen, oevers, ravijnen, noord- en westhellingen, pionier op
open duinhellingen.
VERSPREIDING: Zuid-
en Midden-Europese gebergten en Noordwest-Europa.
NEDERLAND: Vrij
algemeen.
Kenmerk van de Esdoorn is de handvormige diep ingesneden bladvorm en zijn rode bladsteel. In onze
streken verwildert deze oorspronkelijk Midden- en Zuideuropese soort gemakkelijk. De Gewone Esdoorn verdraagt zilte zeewind
en wordt daarom vaak aangeplant in kustgebieden. Esdoornhout
is roomwit, gemakkelijk te bewerken en trekt niet krom.
Het sap van de esdoorns
is zeer rijk aan suiker. Bij aanboren van de stam kan het suikerhoudend bloedingssap worden afgetapt. Er werd en wordt vooral
in Noord Amerika en in Canada veel snoepgoed bereid uit esdoornsap. De bladeren van de Gewone Esdoorn vertonen vaak zwarte
“inktvlekken”, een algemene schimmelziekte die de boom verder geen last veroorzaakt. De vrucht bestaat uit twee eenzadige delen, elke met een lange vleugel. De zaden worden door de wind verspreid, waarbij
de vleugels als windvanger (propeller) werken.