BODEM: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot vrij natte, voedselarme tot matig voedselrijke grond (zand,
leem en veen, zelden op klei of krijt.)
GROEIPLAATSEN: Loofbossen, naaldbossen, houtwallen, hagen, heide, beekwanden, greppelwanden, oud trilveen, veenmosrietland.
VERSPREIDING: Europa, behalve een groot deel van het Middellandse-Zeegebied, en de Kaukasus.
NEDERLAND: Algemeen, maar zeldzaam in Zeeland en in het noordelijk zeekleigebied.
De roomwitte bloemschermen van de Wilde Lijsterbes leveren honing en stuifmeel voor bijen en vliegen.
Ze verspreiden een weeïg zoete geur. De vruchten zijn bolrond, oranje tot vuurrood, en worden vooral door lijsters, spreeuwen
en pestvogels gegeten. De bessen kunnen voor mensen enigszins giftig zijn. De Lijsterbes is zeer vorstbestendig en komt dan
ook tot in het hoge noorden van Europa voor. Het was een van de eerste planten die weer na de ijstijd in Nederland groeiden.
De Wilde Lijsterbes
weet zich snel in verwaarloosde hooi- of weilanden te vestigen; het is een pioniersboom. De soort is goed bestand tegen stof,
rook en luchtverontreiniging en heeft weinig last van ziekten of plagen. Het is een sierlijke open boom die vooral in de herfst
op zijn mooist is, als hij met helder rode trossen bessen is getooid.