|
BODEM: Zonnige tot matig beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, losse grond boven een zware,
compacte ondergrond (o.a. leem, löss en zand.) Warmteminnend. GROEIPLAATSEN: Loofbossen, houtwallen, hakhout, hagen, struwelen.
VERSPREIDING: Midden- en Zuidoost-Europa. Ze mijdt grotendeels het West-Europese kustgebied. Noordwaarts tot
het zuidelijke Oostzeegebied, westwaarts tot Zuid-Engeland. NEDERLAND: Plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg, Twente, de Achterhoek en het aangrenzende rivierengebied,
elders meestal aangeplant.
De Haagbeuk is meestal een lage boom, die in het midden van de lente tegelijk in bloei en in blad
komt. De kroon is gesloten en geeft veel schaduw. De Haagbeuk levert zeer hard hout dat o.a. gebruikt wordt voor voorwerpen
die slagvast moeten zijn zoals slagershakborden. De boom groeit snel. Hij houdt van licht en warmte en heeft een groot regeneratievermogen
en speelde dus een grote rol in hakhoutbossen. De Nederlandse benaming kan tot verwarring leiden: een beukenhaag bestaat uit
struikvormige Beuken, niet uit Haagbeuken. Met zijn dunne schors is de Haagbeuk, net als de Beuk, gevoelig voor zonnebrand.
|