|
BODEM: Zonnige tot half beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, humeuze grond (krijt, löss, leem en zand.) GROEIPLAATSEN:
Loofbossen, gemengde bossen, hellingbossen, bosranden, hagen, houtwallen, langs wegen, beekoeverwallen.
VERSPREIDING: West-, Midden- en Zuidoost-Europa, oostwaarts tot bij de Kaspische Zee, en het Atlasgebied. NEDERLAND: Vrij algemeen in Zuid-Limburg, op het pleistoceen en in het aangrenzende
rivierengebied, elders zeer zeldzaam.
Veel gecultiveerde kersenbomen zijn afgeleid van de Zoete Kers. Men noemt hem ook wel eens Kriek.
De vruchten van de Zoete Kers worden vers gegeten, maar ook op allerlei manieren verwerkt. Men maakt er siroop en hoestmiddeltjes
van, en uit met pit en al fijngestampte kersen worden heerlijke likeuren gedistilleerd. In België is het kersenbier of Kriek
bekend. De Zoete Kers kan men bij ons nog in bossen tegenkomen en in de bossen rond Almere zijn ze hier en daar talrijk aangeplant. Op ongunstige omstandigheden (hoge waterstand, beschadiging, parasieten,
te zware bemesting) reageert de Zoete Kers door te gommen: de bast scheidt dan een kleverig, bruinig vocht af (kersengom).
De dunne bast is glad en vervelt door dwars af te rollen.
|