BODEM: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond.
GROEIPLAATSEN: Langs beken in loofbossen, in hagen en langs holle wegen.
VERSPREIDING: Midden- en Oost-Europa.
NEDERLAND: Zeldzaam
in Zuid-Limburg en in de Achterhoek.
Iepen kunnen tot vijfhonderd jaar oud worden en beginnen pas na hun tiende jaar zaad voort te
brengen. Na de roodachtige bloei in het voorjaar groeit het vruchtbeginsel uit tot een klein nootje met een brede, lichtgroene,
rondom lopende vleugelrand. In de lente is dit nog het enige groene deel van de plant; de boom is dan getooid in een groene
waas. Pas na het afvallen van deze iepenzaadjes komen de bladeren aan de boom. De Steeliep wortelt diep en heeft in de zomer
ook flink wat vocht nodig. Daarom groeit hij ook altijd in de buurt van water; in ooibossen, langs rivieren en in beekdalen.
De bladeren zijn zacht, nauwelijks ruw; de bladvoet is sterk asymmetrisch. De onopvallende bloemen verschijnen in maart –
april; meteen daarna, in mei - juni komen de vruchtjes aan de boom. In tegenstelling tot andere iepsoorten heeft de Steeliep
lang gesteelde bloemen en vruchten. De Steeliep is wat minder vatbaar voor de
iepziekte dan de Gladde Iep.